Het is 1620. Antonie van Dyck leeft in het welvarende Antwerpen. Zijn grote schilderstalent wordt al vroeg opgemerkt door de beroemde schilder Peter Paul Rubens. In het atelier van Rubens ontwikkelt Van Dyck zich tot een van de meest vermaarde schilders van Antwerpen. Maar hij staat op het punt om zijn leermeester, mentor en in zekere zin de vaderfiguur aan wie hij zijn ontwikkeling grotendeels dankt, te vertellen dat hij afscheid van hem neemt. Halsoverkop vertrekt Antonie van Dyck naar...