Een gewoon meisje in een gewoon gezin. Zo zou het kunnen zijn, ware het niet dat je in een soort van proloog een harde boodschap meekrijgt: een meisje/jonge vrouw vlucht, weg van een feest, weg van angstbeelden, ze is misselijk, kotst over haar gympen en verdwaasd kijkt ze om zich heen, roepend om Jaris. “Waar is Jaris?” Alleen een magere man in zwart gekleed ontfermd zich over haar… Het gewone meisje heet Hazel. Ze woont met haar oudere zus en broer...