Ik dacht aan wat Lars gezegd had in de ijsgrot, over tijdelijke kunst. En aan wat de leraar Latijn gezegd had toen ik in de brugklas een keer tien minuten te laat kwam doordat ik met mijn fiets uitgegleden was in de sneeuw, op weg naar school. Van Beek had een vluchtige blik geworpen op mijn bebloede pols, had zich toen naar het bord gekeerd en met grote krijtletters ‘Nix’ opgeschreven. ‘Het Latijnse woord voor sneeuw, jongens en meisjes. Nix....